Vele situaties kunnen een wijziging van het gebouwmodel afdwingen. In dit hoofdstuk stellen wij u de verschillende functies aan de hand van voorbeelden voor.
Stel dat u een gewijzigde plattegrond ontvangt. Een bestaande polygonale ruimte of gebied krijgt of verliest een nis, waarbij het aantal hoekpunten en wanden verandert.
Stel dat u het gebouwmodel voor een plattegrond hebt ontwikkeld. U ontvangt een herziene plattegrond, waarin een wand werd verplaatst. De functie Verplaats Gebied verschuift de coördinaten binnen één of meerdere bewegingsgebieden samen in dezelfde richting en over dezelfde afstand.
Stel dat u een gewijzigde plattegrond ontvangt. Een grote ruimte is onderverdeeld in twee kleinere ruimten.
Stel dat u op een bepaald moment een bestaande, doorgaande wand later vanaf een bepaald punt andere eigenschappen wilt toekennen. De geometrie van de ruimte moet ongewijzigd blijven. In dit geval kunt u de wand op de gewenste positie in afzonderlijke segmenten opdelen en vervolgens de eigenschappen van de twee segmenten onafhankelijk van elkaar instellen.
Stel dat een rechte doorgaande wand door een eerdere operatie in twee segmenten werd gesplitst en u moet een deur of een raam boven de positie van het deelpunt plaatsen. In dit geval moet u eerst de twee wandsegmenten met elkaar verbinden omdat het deelpunt de wand begrenst en als een hoek van de ruimte werkt.
De functies Verlaagd Plafond en Object Groep (Gebied) worden automatisch georiënteerd op de referentiewand van de ruimte. Wanneer u een andere uitrichting van deze objecten nodig hebt, bepaalt u een andere referentiewand.
Stel, als gevolg van veranderingen in de plattegrond worden twee tot nu toe ver van elkaar gelegen ruimten aangrenzende ruimten. Eventueel wordt een interne ruimte geëlimineerd en de grenzen van de buitenste ruimten verplaatsen zich naar elkaar. In dit geval moet u de relaties tussen de tegenovergestelde ruimtegrenzen aanmaken.